Na 48 jaar leven en 5 jaar trainen omarm ik mijn defecte scheve lijf. Niet geheel van harte nog, maar met een nieuw verworden mildheid en dankbaarheid. Dat zit zo: mijn moeder hield mij als baby omhoog en zag een scheef billetje. Bingo: een aangeboren zijdelingse verkromming, een misvormde wervelkolom. En een fikse afwijking ook nog. Maar ik ben klein en balletbeweeglijk en mijn lijf redt het zonder hulp tot ik een jaar of tien ben. Daarna gaat er een coconnetje omheen: een brace van broeierig plastic met een opbouw tot op mijn achterhoofd en kin. Mijn haar raakt verstrikt in de schroef.
Steigerwerk
De S-bocht in mijn rug blijkt tegen het eind van mijn pubertijd alleen te stutten door een operatie met grof materiaal. Een dikke pin met haken en schroeven en een soort cement van botgruis vervangen mijn bovenrugwervels. Op mijn 15e krijg ik dus letterlijk een rug van staal. En die past prima bij mijn springerige natuur. Stuiterkip is mijn bijnaam als studententwintiger. Dat energieke vertaalt zich naar stresskip en ietwat hysterische multitasker in mijn dertiger jaren. Twee kinderen en een vol bestaan als zelfstandig adviseur verder, wint de zwaartekracht het helaas alsnog van mijn innerlijke titanium-steigerwerk.
Dronkenlap
Rond mijn 42e kan ik geen gesprek meer volgen als ik sta, en val ik haast om van de spierspanning en ademnood. Lopen doe ik waggelend als een dronkenlap, zwaaiend met een arm en slepend met een been. Ik word steeds kribbiger en lijk fysiek óp. Ik wil pijnstillers, een corset of een rolstoel ofzo. Tot mijn irritatie, maar uiteindelijk mijn geluk, schat de orthopeed – die ik voor het eerst in twintig jaar zie – in dat ik zelf nog wat te doen heb. Ik moet van hem ‘mijn verantwoordelijkheid nemen’: ik ga intensief revalideren. Dat betekent drie keer per week twee uur trainen én praten over pijn. Het werpt me keihard terug op het geduld dat ik niet heb, de cerebrale betweter in mij, de sporthater. Trainen is voor mensen die ‘niets beters te doen hebben’, of te weinig seks. Ik luister en oefen braaf, vind alle praatjes vreselijk en vóel er maandenlang volstrekt niets bij. Maar, ik wéét deep down dat dit mijn uitweg is. Uiteindelijk is het de combinatie van de juiste reva-fysiotherapeut en mijn dwangneurotische zelfdiscipline die er na een half jaar revalidatietraining voor zorgt dat ik een stedentrip Parijs onwaarschijnlijk goed volhou. En niet hoef uit te puffen op bankjes tussendoor. Vanaf dat moment verandert álles.
Babystapjes
Beetje bij beetje oefen ik steeds langer, meer of zwaarder. Bij de training durft mijn fysio de grenzen te verleggen, me met gekke gewichten te laten slingeren of stoere truukjes uit te halen. En dat lukt ook nog. Ik word steeds sterker, steeds gezonder, steeds minder gespannen. Ook stel ik me op dat moment pas echt open voor ‘educatie’: over pijn, slaap, voeding, drankgebruik, energie, herstel en stress. Heel functioneel, heel logisch. En zoals dat werkt met inzichten: eenmaal opgedaan kan je je niet meer voorstellen dat je het ooit niét doorhad. Na een jaar revalidatie ga ik als ultieme proef op de som drie dagen op Bootcampweekend en word ‘de machine’ genoemd. Ik transformeer van weak naar freak, van pudding naar pezig.
Ingenieus lijf
Mens sana in corpore sano. Ik leer begrijpen dat je lichaam het enige instrument is waar je geest goed en gelukkig in kan huizen. Je moet wel ‘niet goed bij je hoofd’ zijn om niet goed voor je lichaam te zorgen. Sporten geeft me geestelijk eindeloze ruimte, momenten van glashelder inzicht, verbroedering, overwinningen op tegenslag. Mijn brein loves it. Ik elimineer stressfactoren één voor één. Vermijd situaties die nodeloos energie vreten. Leer beter ‘nee’ zeggen. Stapsgewijs maar structureel verandert mijn levensstijl. Al die puzzelstukjes die samen je gezondheid vormen, krijgen een plek. Mijn ontzag en begrip voor sportieve ambities en prestaties ontwikkelt. Ik krijg een hartgrondige bewondering voor de ingenieuze werking van het menselijk lichaam, het herstellend vermogen ervan én voor de verbinding die het maakt met onze (mijn…) wispelturige geest.
Spierbundels
Tot mijn verbazing ga ik smullen van verhalen over spierballen en eiwitten. Ik knik instemmend met mijn geweldige trainer (diezelfde fysio als aan het begin van dit verhaal) mee als het gaat over deadlifts en springtouwen. En ik word zelfs een tikje onrustig van zogeheten rustdagen. Ik leer omgaan met mijn sportgêne (mensen die naar je kijken terwijl je met je scheve billen in de lucht prijkt en liters zweet) en mijn angst (kinesiofobie: voor vallen, voor blessures, voor pijn). En ik leer leven met terugslag. Juist in de dips van de afgelopen jaren zit de allergrootste groei. Ik vertrouw nu op het machtige natuurlijke vermogen tot terugveren. Nog steeds moet ik energie doseren als ik een paar uur overeind ben, maar ik zie dat nu meer als een kans (even liggend lezen of bellen) dan een straf. Anderen zien het ook aan me, vertellen me dat ik vitaal overkom. Zelf heb ik (nog wel) een beetje een blinde vlek voor de buitenkant. Dat scheve lichaam vind ik lastig om op een foto of in een ruit te zien, dan schrik ik. Een beter zelfbeeld sjokt nog wat achter de feiten aan.
Goed geplakt
Vervormd, dat ben en blijf ik dus. Maar mijn lijf en mijn leven eromheen zijn met de juiste hulp de afgelopen jaren opnieuw in elkaar geplakt. Het resultaat is een totaal andere, stuk sterkere, vorm. De Japanners hebben er een treffend woord bij als ze kapot porselein met goudlijm repareren: Kintsugi, ofwel the art of embracing damage and imperfections.