In een nieuwsbericht over dalende leesprestaties onder scholieren worden als voorbeelden een brief van school, een mail van de overheid en een handleiding aangehaald. Het wordt voor jongeren als alarmerend gezien, omdat hierdoor hun zelfredzaamheid zou dalen. Volgens mij moeten we het lezen niet centraal stellen, maar het doel van de informatie, of dat nu een tekst is of een plaatje. En dus moeten we bij de afzender beginnen: wie dat soort informatieve of officiële teksten schrijft, heeft de taak er ook voor te zorgen – en tésten! – dat de boodschap begrijpelijk is. Alle pogingen ten spijt (‘Direct duidelijk’, B1-niveau aanhouden etc) zijn veel nuttige teksten nog steeds nodeloos ingewikkeld. En wat me telkens weer positief opvalt: diezelfde leesarme puber is ook zónder geschreven handleiding uitstekend in staat op een beeldscherm kan navigeren, iets te programmeren of coderen, een foto te bewerken, de juiste symbooltjes aan te klikken, apparaten te laten communiceren, actualiteiten in real time te volgen, de weg te vinden in een vreemde stad, contactloos te betalen, tutorials aan te klikken, een e-kaartje voor een feest te kopen, wereldwijd contact met duizenden te houden, memes te interpreteren etcetc. ‘Begrijpend kijken kunnen wij als de beste’ zegt mijn 17-jarige zoon. Veel volwassenen beheersen al dat soort handelingen niet goed en willen of kunnen digivaardigheden vaak niet omarmen. Zij zijn binnenkort dus net zo goed niet zelfredzaam in deze wereld, het criterium dat het onderzoek uit het nieuwsbericht aanhaalt. Dat lijkt me nog veel alarmerender. Lezen is leuk en nuttig maar of je iets kan begrijpen, bekwaam bent en je doel kan bereiken is echt nog veel belangrijker.
Categorie: Verhaaltje
Spiritueel corvee
Jarenlang was ik een sucker voor zelfhelpboeken. Hoorde bij de leeftijd. Liefst van het soort dat door ‘miljoenen mensen over de wereld wordt gelezen’. Soms over relaxt zijn. Soms over adviseren, luisteren of nadenken. Over gratefulness, greatness, bigness, mindfulness. Heel veel ‘nessen’..
Ik durf te zeggen dat ik de ruwe basis om mezelf te helpen nu wel zo’n beetje tot me heb genomen. Al dan niet ondersteund met een expertprogramma, praktijkles of cursus. Aan twee van de talloze modellen en visies heb ik echt blijvend iets gehad in mijn werk en mijn leven. Het eerste is de mindfulness-aanpak van Jon Kabat Zinn. En de andere is Geweldloze Communicatie van Marshall B. Rosenberg.
Het eerste leerde me structureel met stress omgaan. Best handig voor een druktemaker zoals ik. Zeker in mijn rol als crisiscommunicatieadviseur waar onverwachte situaties en adrenalinekicks de norm zijn. Het tweede concept leerde me veel bewuster en effectiever omgaan met taal en het formuleren van vragen en adviezen. Waarnemen, gevoel benoemen, behoefte aangeven, verzoek uitspreken. Works like a charm, zoek maar eens op.
Ook was ik blij met de boeken van de Nederlander Jan Geurtz. Hij bouwt zijn aanwijzingen op rond het begrip verslaving. Verslaafd aan liefde, aan aandacht, aan denken (we zijn het allemaal..). En net als bijna alle zelfhelpguru’s heeft ook Geurtz dezelfde bottom line: neem elke dag de tijd om even stil te zitten, te staan of gewoon stil te zijn. Spiritueel corvee noemt Geurtz dat. Maakt niet uit hoe lang en waar. Je gaat er niet van zweven, je problemen smelten er ook zeker niet van weg. Je kan alleen wel véél meer aan, misschien wel alles. Wees even stil, ook als je dat stom vindt. Ook als je er ‘echt geen tijd voor hebt’. Juist dan.
Zwemmen zonder bandjes
Zes frisse vroegtwintige communicatiestudenten zitten met opengeklapte laptop voor me klaar in een hippe glazen gespreksruimte van de Avans Hogeschool in Breda. Geduldig luisteren ze naar wat ik vertel over mijn werk als communicatieadviseur.
Al snel nemen ze het gesprek over en vuren gretig hun vragen op me af. Want daarvoor ben ik er tenslotte. De deadline voor hun afstudeeropdrachten nadert. Ze worstelen met teveel of te weinig informatie, te brede of te smalle onderzoeksopzetten, te makkelijke of extreem ingewikkelde hulpvragen.
Ze zitten middenin wat ik de ‘zwemmen-zonder-bandjes’-fase noem. De opleiding laat ze bewust zelfstandig naar oplossingen zoeken. Want dat moeten ze straks in het ‘echte’ werk ook. Het is aandoenlijk om te zien en vooral erg leuk om met ze mee te denken. Waarbij ik zelf bijna in de valkuil stap van teveel willen helpen en meegeven. Ideeën vliegen kriskras door de ruimte.
Twee dingen druk ik ze specifiek op het hart: hou het klein, focus op wat je écht weet uit je onderzoek – je hoeft niet de hele wereld te redden. En, nog veel belangrijker: schakel hulp in – leer van anderen. Want zélf doen betekent niet dat je het alléén hoeft te doen. Betrek je docenten, je opdrachtgever, je medestudenten, professionals uit het vak. Zoek voorbeelden van soortgelijke communicatievraagstukken, kijk hoe die het oplosten.
Zelf was ik als starter vaak te trots om steun te zoeken, had kennelijk iets te bewijzen. Dat is dom en heeft me nodeloos doen watertrappen. En daarom vind ik het extra leuk en belangrijk om deze studenten naar de eindstreep te helpen.
Helende taal
Kintsugi – stuk maar sterk
Na 48 jaar leven en 5 jaar trainen omarm ik mijn defecte scheve lijf. Niet geheel van harte nog, maar met een nieuw verworden mildheid en dankbaarheid. Dat zit zo: mijn moeder hield mij als baby omhoog en zag een scheef billetje. Bingo: een aangeboren zijdelingse verkromming, een misvormde wervelkolom. En een fikse afwijking ook nog. Maar ik ben klein en balletbeweeglijk en mijn lijf redt het zonder hulp tot ik een jaar of tien ben. Daarna gaat er een coconnetje omheen: een brace van broeierig plastic met een opbouw tot op mijn achterhoofd en kin. Mijn haar raakt verstrikt in de schroef.
Steigerwerk
De S-bocht in mijn rug blijkt tegen het eind van mijn pubertijd alleen te stutten door een operatie met grof materiaal. Een dikke pin met haken en schroeven en een soort cement van botgruis vervangen mijn bovenrugwervels. Op mijn 15e krijg ik dus letterlijk een rug van staal. En die past prima bij mijn springerige natuur. Stuiterkip is mijn bijnaam als studententwintiger. Dat energieke vertaalt zich naar stresskip en ietwat hysterische multitasker in mijn dertiger jaren. Twee kinderen en een vol bestaan als zelfstandig adviseur verder, wint de zwaartekracht het helaas alsnog van mijn innerlijke titanium-steigerwerk.
Dronkenlap
Rond mijn 42e kan ik geen gesprek meer volgen als ik sta, en val ik haast om van de spierspanning en ademnood. Lopen doe ik waggelend als een dronkenlap, zwaaiend met een arm en slepend met een been. Ik word steeds kribbiger en lijk fysiek óp. Ik wil pijnstillers, een corset of een rolstoel ofzo. Tot mijn irritatie, maar uiteindelijk mijn geluk, schat de orthopeed – die ik voor het eerst in twintig jaar zie – in dat ik zelf nog wat te doen heb. Ik moet van hem ‘mijn verantwoordelijkheid nemen’: ik ga intensief revalideren. Dat betekent drie keer per week twee uur trainen én praten over pijn. Het werpt me keihard terug op het geduld dat ik niet heb, de cerebrale betweter in mij, de sporthater. Trainen is voor mensen die ‘niets beters te doen hebben’, of te weinig seks. Ik luister en oefen braaf, vind alle praatjes vreselijk en vóel er maandenlang volstrekt niets bij. Maar, ik wéét deep down dat dit mijn uitweg is. Uiteindelijk is het de combinatie van de juiste reva-fysiotherapeut en mijn dwangneurotische zelfdiscipline die er na een half jaar revalidatietraining voor zorgt dat ik een stedentrip Parijs onwaarschijnlijk goed volhou. En niet hoef uit te puffen op bankjes tussendoor. Vanaf dat moment verandert álles.
Babystapjes
Beetje bij beetje oefen ik steeds langer, meer of zwaarder. Bij de training durft mijn fysio de grenzen te verleggen, me met gekke gewichten te laten slingeren of stoere truukjes uit te halen. En dat lukt ook nog. Ik word steeds sterker, steeds gezonder, steeds minder gespannen. Ook stel ik me op dat moment pas echt open voor ‘educatie’: over pijn, slaap, voeding, drankgebruik, energie, herstel en stress. Heel functioneel, heel logisch. En zoals dat werkt met inzichten: eenmaal opgedaan kan je je niet meer voorstellen dat je het ooit niét doorhad. Na een jaar revalidatie ga ik als ultieme proef op de som drie dagen op Bootcampweekend en word ‘de machine’ genoemd. Ik transformeer van weak naar freak, van pudding naar pezig.
Ingenieus lijf
Mens sana in corpore sano. Ik leer begrijpen dat je lichaam het enige instrument is waar je geest goed en gelukkig in kan huizen. Je moet wel ‘niet goed bij je hoofd’ zijn om niet goed voor je lichaam te zorgen. Sporten geeft me geestelijk eindeloze ruimte, momenten van glashelder inzicht, verbroedering, overwinningen op tegenslag. Mijn brein loves it. Ik elimineer stressfactoren één voor één. Vermijd situaties die nodeloos energie vreten. Leer beter ‘nee’ zeggen. Stapsgewijs maar structureel verandert mijn levensstijl. Al die puzzelstukjes die samen je gezondheid vormen, krijgen een plek. Mijn ontzag en begrip voor sportieve ambities en prestaties ontwikkelt. Ik krijg een hartgrondige bewondering voor de ingenieuze werking van het menselijk lichaam, het herstellend vermogen ervan én voor de verbinding die het maakt met onze (mijn…) wispelturige geest.
Spierbundels
Tot mijn verbazing ga ik smullen van verhalen over spierballen en eiwitten. Ik knik instemmend met mijn geweldige trainer (diezelfde fysio als aan het begin van dit verhaal) mee als het gaat over deadlifts en springtouwen. En ik word zelfs een tikje onrustig van zogeheten rustdagen. Ik leer omgaan met mijn sportgêne (mensen die naar je kijken terwijl je met je scheve billen in de lucht prijkt en liters zweet) en mijn angst (kinesiofobie: voor vallen, voor blessures, voor pijn). En ik leer leven met terugslag. Juist in de dips van de afgelopen jaren zit de allergrootste groei. Ik vertrouw nu op het machtige natuurlijke vermogen tot terugveren. Nog steeds moet ik energie doseren als ik een paar uur overeind ben, maar ik zie dat nu meer als een kans (even liggend lezen of bellen) dan een straf. Anderen zien het ook aan me, vertellen me dat ik vitaal overkom. Zelf heb ik (nog wel) een beetje een blinde vlek voor de buitenkant. Dat scheve lichaam vind ik lastig om op een foto of in een ruit te zien, dan schrik ik. Een beter zelfbeeld sjokt nog wat achter de feiten aan.
Goed geplakt
Vervormd, dat ben en blijf ik dus. Maar mijn lijf en mijn leven eromheen zijn met de juiste hulp de afgelopen jaren opnieuw in elkaar geplakt. Het resultaat is een totaal andere, stuk sterkere, vorm. De Japanners hebben er een treffend woord bij als ze kapot porselein met goudlijm repareren: Kintsugi, ofwel the art of embracing damage and imperfections.
Hebben we het over hetzelfde?
Ik vroeg laatst of de loodgieter – ben al 13 jaar tevreden klant – de handdoekradiator een stukje kon verplaatsen, zodat ie niet achter de badkamerdeur schuil ging. En dat deed ie zoals gevraagd. Maar, toen ik thuiskwam zat de handdoekradiator nu zó dat de douchedeur niet meer open kon. ‘Tja, ú had gevraagd of we hem konden verplaatsen hè mevrouw..’
Er zitten twee kanten aan deze metafoor. Wie een verzoek doet voor iets zonder de procedures of techniek achter iets te kennen, beseft vaak niet wat de gevolgen van dat verzoek zijn. Zoals ‘Er moet morgen een persbericht uit waar alle zes partijen het mee eens zijn,’ of: ‘we willen een gepersonaliseerd magazine voor elk van onze 300.000 klanten met een unieke inlogcode voor een winactie…’ of ‘Maak even een video over onze strategie. Nee, we hebben niets op schrift staan…’
En wie aan de andere kant als uitvoerder zonder meedenken op die verzoeken ingaat, zonder zicht op het totaalplaatje, beseft óók niet wat dat allemaal kan veroorzaken. De vrager/opdrachtgever moet dus checkcheckdubbelchecken of de vraag helder is voordat het verzoek hard wordt geformuleerd. En de uitvoerder moet doorvragen en de hulpvrager wijzen op de potentiële gevolgen van de opdracht. Hebben we het over hetzelfde? Hoe ziet het eindresultaat er volgens jou uit? Wat betekent het exact als we doen wat jij vraagt? Klinkt logisch, en van een goede adviseur/uitvoerder mag je ook best verwachten dat die daarin het voortouw neemt. En toch zat die verwarming bij mij een hele dag op de verkeerde plek.